Heemschut Amsterdam heeft voor vijf belangrijke voorbeelden van jonge architectuur de monumentenstatus aangevraagd. Heemschut wil hiermee het gemeentelijk beleid ten aanzien van jonge bouwkunst stimuleren.
In 2018 publiceerde Heemschut Amsterdam een overzicht van Post ’65-architectuur. De lijst is bedoeld als eerste verkenning van belangrijke, interessante en beeldbepalende nieuwbouwarchitectuur uit de periode 1966-1990. Hoewel niet in steen gebeiteld, vormt de lijst van 65 objecten toch een representatief overzicht, dat inmiddels door diverse partijen wordt gebruikt als referentie.
Met de lijst wil Heemschut ook de aandacht voor en kennis van Post ’65-architectuur bij de gemeente aanwakkeren. Bij de bescherming van jonge bouwkunst heeft de gemeente immers een belangrijke rol, in de eerste plaats door het uitbreiden en actualiseren van de architectonische en stedenbouwkundige waarderingskaart. Die kaart vormt een belangrijk criterium voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit bij het beoordelen van aanvragen voor onder meer omgevingsvergunningen.
Het ontwikkelen van beleid met betrekking tot jonge architectuur blijkt nog niet goed van de grond te komen. Op dit moment strijdt Heemschut voor behoud van onder meer de voormalige Nijverheidsschool in de Gaasterlandstraat, het kantoorgebouw Leeuwenburg bij het Amstelstation en het universiteitsgebouw van Theo Bosch op het Binnengasthuisterrein. Stuk voor stuk gebouwen waarvan de monumentale waarden niet worden betwist, maar die de gemeente toch overweegt (gedeeltelijk) te slopen ten behoeve (her)ontwikkeling. Indien de erfgoedwaarde in een eerder stadium erkend zou zijn, dan hadden deze gebouwen gemakkelijker in de planvorming meegenomen kunnen worden. Ook nu is dat nog mogelijk, maar is het veel lastiger verschillende beleidsdoelen op zowel stedelijk als stadsdeelniveau met elkaar te verenigen.
Om tijdig aandacht te vragen voor recent erfgoed heeft Heemschut vorig jaar vijf aanvragen voor de monumentenstatus gedaan. En ook dit jaar doet de commissie dat voor de stadsvernieuwingsprojecten aan de Nieuwe Herengracht (Wiek Röling, 1974), op het Bickerseiland (Paul De Ley en Jouke van den Bout, 1972-1982) en het Pentagon (Theo Bosch, 1983), de kantoorvilla’s aan de Weteringschans (Frans van Gool, 1980) en de watertoren op het GWL-terrein (Henk ’t Hoen, 1966).
Niet alleen om architectonische redenen zijn deze complexen van belang. Zo zorgde het project op het Bickerseiland door bewonersparticipatie, kleinschaligheid en afstemming op de omgeving voor een omslag in de stadsvernieuwing. De bouw van de kantoorvilla’s leidde eind jaren zeventig tot felle discussie, maar inmiddels is er waardering voor de zorgvuldig ontworpen en ingepaste gebouwen. Bescherming van de nog altijd functionerende watertoren lijkt wellicht niet urgent, maar door technische innovatie kan dat snel anders zijn. De commissie wil dit fraaie voorbeeld van tijdloze ingenieurskunst graag behouden en dat geldt ook voor de andere gebouwen.