De laatste tijd is er steeds meer sprake van verwaarlozing van monumentale ambassadegebouwen in Den Haag. Zowel kapitaalkrachtige als minder kapitaalkrachtige staten laten hun ooit representatieve vertegenwoordigingen vervallen. Zijn deze monumenten vogelvrij? De panden van Kroatiƫ, Venezuela, Saudi-Arabiƫ en Egypte zijn hier voorbeelden van.
Het is een misvatting te denken dat het grondgebied waar deze gebouwen zich op bevinden tot het territorium van de betreffende staat behoort. Het grondgebied blijft Nederlands grondgebied, en de betreffende staat die er een ambassade wil vestigen moet aan dezelfde regelgeving voldoen als elke andere eigenaar (van een monumentaal pand).
Iets anders is dat de ontvangende staat (i.c. Nederland) niet kan handhaven wanneer de in gebruik zijnde ambassade in verval raakt. Met andere woorden: de buitenlandse staat geniet immuniteit. Maar, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2008, NJ 2010/525, wanneer de (voormalige) ambassade niet langer bestemd is voor statelijke, niet-commerciële doeleinden zou deze immuniteit komen te vervallen.
De onschendbaarheid die het Weens Verdrag inzake Diplomatiek Verkeer (WDVD) uit 1961 toekent aan gebouwen van een diplomatieke zending, geldt dus volgens de Hoge Raad niet voor een ambassadegebouw dat niet langer een diplomatieke bestemming heeft; de immuniteit vervalt. Deze uitleg opent de deur voor handhaving die tot nu toe stevig op slot leek te zitten.
De kwestie van de (verwoestende) verbouw van het Rijks-monumentale pand aan het Plein nr 4 en 5 in Den Haag, ten behoeve van de te vestigen ambassade van Israël waartegen onder ander ook Heemschut een zienswijze had ingediend, is inmiddels opgelost. Israël heeft zich vanwege de te hoog opgelopen kosten teruggetrokken. Wanneer de verbouw was doorgegaan zou Nederland op grond van artikel 22 van het Verdrag van Wenen geen executoriale macht hebben kunnen uitoefenen.
In zulke situaties blijft er maar één methode over: in gesprek treden met het betreffende land conform de hier geldende regels en dit land overtuigen het noodzakelijke onderhoud te plegen en af te zien van beschadiging van de locatie. Bij aankoop van zo’n pand zouden ook voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot monumentale waarden.
Hopelijk betekent dit dat de residentie van de ambassadeur van Egypte aan het Surinameplein binnenkort weer zal stralen! Immers een ieder die eigenaar is van een monument, dient dit niet in gevaar te brengen en als goed huisvader van onderhoud te voorzien.
Door: Marc Scheidius en Christiaan van Oordt (commissie Zuid-Holland)