Hoe kan het toch dat het stokoude kerkje aan de Vrijthof zo knullig werd gerestaureerd?
Uit het Archief van Heemschut: Heemschut en Oirschot deel 1
Heemschut heeft de jonge kunsthistoricus en mediëvist Floris Harskamp gevraagd te duiken in ons archief en dit te koppelen aan een recente gebeurtenis. Hij heeft gekozen om aandacht te besteden aan het Brabantse Oirschot. Een plaats die haar verleden heeft gekoesterd. Bescherming ging niet vanzelf, maar kwam tot stand door het particuliere initiatief. De oudere gebouwen werden niet gesloopt maar gerestaureerd. Heemschut ondersteunde de bewoners. Zoals Harskamp merkt, is niet elke restauratie goed verlopen. Over het algemeen is het goed toeven aan het Vrijthof in Oirschot.
Broabantse gezelligheid, Op bezoek in Oirschot
Floris Harskamp
Terwijl de ene na de andere carnavalskraker door de speakers dreunt in café ‘t Vrijthof, zit ik zelfgenoegzaam aan een biertje (‘pilsje zeggen ze bij ons’ vermaant de kastelein mij streng) en kijk naar een vreemd aandoend vierkant gebouwtje aan de overkant. ‘Een skôn kerkje, niet?’ vraagt de man naast mij aan de toog en begint een relaas af te steken waar ik werkelijk weinig van versta (mijn Brabants is nog altijd behoorlijk sleets). De welluidende woorden gvd en protestanten vang ik nog wel op. Dit moet nader onderzocht worden. Ik glijd van mijn kruk en loop naar buiten, ons mooi skôn Orre Gat in.
Mariakerk of Boterkerk
‘Dit is Heemschut pur sang’, pende de heer Koot in 1970 enthousiast neer; hiermee doelde hij op de Kempische dorpjes Eersel, Hilvarenbeek en Oirschot, die in tegenstelling tot veel andere Brabantse plaatsen hun ‘eigen uitgesproken gezicht’ hadden behouden.(1) Oirschot (samen met Oisterwijk) doet mij als Gooische jongen denken aan Laren met haar brink, marktterrein, dure automobielen, flanerende dames op (te) hoge hakken èn haar uitgesproken Katholieke karakter. Het Brabanste dorp dateert uit de vroege middeleeuwen en was de hoofdplaats van het kwartier Kempenland van de Meijerij van Den Bosch. De oorspronkelijke dorpskern wordt gevormd door het eerder genoemde Vrijthof.(2) Het kerkje is gebouwd in de vroege twaalfde eeuw op de fundamenten van een voorganger uit de achtste eeuw (hoogstwaarschijnlijk was deze weer gebouwd op een kerkje dat hier reeds in de vijfde (!) eeuw gestaan heeft). De stijl kan worden geduid als een Romaanse zaalkerk, opgetrokken in tufsteen. Het interieur is, op één uitzondering na, gotisch te noemen (slechts één romaanse travee is overgebleven). Elf kanunniken waren verbonden aan de kerk, die gewijd was aan de Heilige Maagd Maria. Het kerkje blijkt al vlug te klein te zijn, in 1268 begint men met de bouw van de St. Petruskerk aan de markt (een pareltje en wonderschoon voorbeeld van de Kempische gotiek).
In 1648 krijgen de protestanten de grote Petruskerk. De katholieken kerken voortaan weer in het kleine Maria kerkje. Dat het Roomse geloof diep geworteld zit in het zuiden blijkt wel, de tegenstoot van de contrareformatie (in Oirschot onder leiding van Peter van Vladeracken) is van meet af aan succesvol en al gauw nemen de katholieken de St. Petruskerk (officieel pas in 1799) weer in gebruik. Het kleine kerkje aan het Vrijthof wordt tot een boterwaag (in de volksmond wordt nog altijd gesproken over het Boterkerkje). Honderden jaren lang wordt in het kerkje boter gewogen. Pas in 1801 zal het kerkje weer haar oorspronkelijke functie gaan vervullen. Ditmaal zijn het de protestanten die hun trek nemen in het oeroude kerkje.
Knullige restauratie
In 1956 horen wij van Ton Koot in het jaarverslag van de secretaris: ‘Aan Oirschot hebben wij het advies uitgebracht inzake de weg die het gemeentebestuur zou moeten bewandelen, om te komen tot herstel van het pleintje, genaamd Vrijthof aldaar.3 Vijf jaar later gaat de Bredase architect Jacob de Wilde (1908-1981) aan de slag. In de noord- en zuidgevel zijn de kleine rondboogvensters in hun oorspronkelijke staat hersteld. Helaas wordt ook bij dit project de plank flink misgeslagen. De apsis was namelijk ingestort en wordt door De Wilde nogal beroerd onderhanden genomen. Iets waarvoor men hem in 1999 nog altijd bijzonder ‘dankbaar’ is. Het zit namelijk zo: De Wilde kon of wilde niet namaken wat er eens gestaan had, maar plaatste liever doodleuk een blinde bakstenenmuur tegen de achterkant van het kerkje.4 Een gruweldaad die wij vandaag de dag nog altijd kunnen zien! Ik loop terug naar het café waar mijn vriendin staat te wachten. ‘De mensen binnen vinden je vreemd!’ merkt ze fijntjes op. Schouderophalend: ‘Omdat ik uit het westen kom?’ ‘Nee’, antwoord ze met een onderdrukte glimlach, ‘omdat je tegen een kerk staat te praten!’ Volgende keer: de St. Petruskerk van Oirschot een knap staaltje Kempische gotiek.
1 T. Koot, ‘Heemschutberichten’, Heemschut vol. 47 no. 4 (1970) 73-76, aldaar 75.
2 C. Kolman e.a., Monumenten in Nederland: Noord-Brabant (Zwolle 1997) 261-264, aldaar 261; Vrijthof betekent zoveel als de voorhof van een kerk, zie: WNT lemma -> Vrijthof.
3 T. Koot, ‘45ste jaarverslag van de secretaris’, Heemschut vol. 35 no. 5 (1956) 75-79, aldaar 77.
4 B. Franssen, ‘Omgaan met cultuurhistorie, hoe doe je dat?’ Heemschut vol. 76 no. 6 (1999) 8-9, aldaar 9. Franssen citeert hier Ir. S. Hendrix.